Victor
laat de pony een poosje uitstappen, pakt de tuinslang en spuit hem af. Nu nog
even droogwrijven, en dan is hij klaar. Misschien kan hij nog even op de Wii. Of
nee – eerst op de trampoline, en dáárna op de Wii.
‘Hoe
ver ben je met je boekbespreking?’ vraagt mama, die aan de andere kant van Monty
met het zweetmes bezig is.
Oei. De
boekbespreking. Hij kijkt naar Monty, die rustig staat te grazen. Een tactisch
antwoord. Snel.
‘Vic?’
Hij
pakt het dikke, blauwe halstertouw van de grond en zwaait het zachtjes rond. ‘O,
gaat goed. Ik ben heel ver. Al op de helft ben ik.’
‘Van
het boek of van je boekbespreking?’
Hé. Dat
is gek. Het uiteinde van het halstertouw raakt zijn been en slingert zich om
zijn enkel heen. Hij buigt zich voorover om het los te maken.
Uit
zijn ooghoek ziet hij hoe Monty stopt met grazen en zijn hoofd opheft. En dan
ineens voelt hij een ruk aan zijn been. Als in slowmotion ziet hij zichzelf
onderuit vallen. Hij komt keihard op zijn rug en zijn hoofd in het gras terecht.
Een duizeligmakende klap, alsof iemand hem pootje heeft gehaakt. ‘Au!’
Hij wil
overeind krabbelen. Maar opnieuw wordt hij onderuit getrokken.
Een ruk
aan zijn enkel. Een droge knak alsof er diep in zijn been iets breekt. Felle,
scheurende pijn.
En dan
begint alles te bewegen. Het gras. Het maisveld. Het hek. De aarde draait. Pijn.
Misselijkmakende pijn.
‘Monty!’ schreeuwt hij. ‘Ho, Monty! Ho!’
De pony
luistert niet. Hij galoppeert de wei rond. Victor bonkt er op zijn rug
achteraan, voortgesleept aan zijn enkel.
‘Mama!’
Hij schreeuwt over zijn schouder.
Ineens
ziet hij haar. Ze staat voor Monty, haar armen wijd uitgespreid. ‘Ho, Monty!
Ho!’
Maar
Monty wijkt uit naar links en galoppeert haar voorbij. Tot zijn opluchting ziet
hij papa komen aanrennen vanuit huis. Maar de pony ontwijkt hem, ontwijkt mama,
die nog een keer voor hem gaat staan en vergeefs het halster probeert te pakken.
Hij galoppeert verder, maar de wei uit. Langs stal, langs de trailer, de tuin
in. Over het gras, langs de vijver, dwars door het bloemperk, in de richting van
de oprijlaan.
‘Ho!’
schreeuwt Victor weer. ‘Stop!’ Hij probeert overeind te komen, het touw te
grijpen. Maar hij kan er met geen mogelijkheid bij.
De
takken slaan in zijn gezicht, hij sleept achter Monty aan over de klinkers van
de oprijlaan. Zijn rug. Au, zijn rug. Zijn voet. Zijn enkel.
Hij
klemt zijn lippen op elkaar. Nog heel even. Daar is het hek. Daar moet Monty
stoppen. Bij het hek kan hij geen kant meer op. Wil je weten hoe
het met Victor afloopt dan zou ik heel snel dit mooie, ontroerende boek lezen.
Victor is een
jongen die een verschrikkelijke ongeluk meemaakt. Het is een waargebeurd verhaal
van Olivier van der Voort. Hij was Fries kapioen in de vlinderslag. Maar dan
gebeurd het ongeluk en lijkt zijn hele zwem-carriere in duigen te vallen.
Gelezen door Yanouk (13 jaar)